Duitse en geallieerde bombardementen op Nederland (cijfers)
Door de Duitse luchtmacht zijn op Nederlands grondgebied de volgende bombardementen uitgevoerd (de aantallen doden betreffen burgerslachtoffers):
- Luftwaffe, 11 mei 1940: Amsterdam, Blauwburgwal, 44 doden. Doel onbekend, mogelijk heeft een door de luchtafweer aangeschoten Duits vliegtuig lukraak bommen afgeworpen.
- Luftwaffe, 11 mei 1940: : Alblasserdam, 28 doden. Doel waren de Nederlandse troepen die zich rond de verkeersbrug over de Noord verschanst hadden.
- Luftwaffe, 11 mei 1940: Zevenbergen en Zevenbergschen Hoek, 36 doden. Vermoedelijk waren de Nederlandse en Franse troepen aldaar het doelwit.
- Luftwaffe, 14 mei 1940: Rotterdam, binnenstad, 650-900 doden. Aanvankelijk gewild doelwit, maar eigenlijk afgelast.
- Luftwaffe, 14 mei 1940: Den Helder, 28 doden. Doel onbekend.
- Luftwaffe, 17 mei 1940: Middelburg, binnenstad 22 doden. Gewild doelwit. Het wordt tegenwoordig betwijfeld of de stad het slachtoffer is geworden van een groot luchtbombardement. Het is mogelijk dat enkele vliegtuigbommen boven Middelburg zijn afgeworpen, maar de grootste schade is waarschijnlijk toegebracht door beschietingen van Duitse artillerie op de grond.
- Luftwaffe, 19-20 september 1944: Eindhoven, stad, 180-227 doden. Waarschijnlijk gewild doelwit, maar slordig uitgevoerde aanval op transportdoelen en verbindingslijnen.
- Luftwaffe, 2 oktober 1944: Nijmegen, omgeving Waalbrug, 93 doden. ‘Bijkomende schade’ (het eigenlijke doelwit was de Waalbrug).
De geallieerden hebben gedurende de bezetting circa 600 bomaanvallen op Nederlands grondgebied uitgevoerd (bron: A. Korthals Altes, Luchtgevaar, Amsterdam 1984, pag. 12). Bij verreweg de meeste aanvallen vielen geen of betrekkelijk weinig doden onder de burgerbevolking. Hieronder worden veertig geallieerde luchtaanvallen genoemd waarbij ongeveer 40 of meer burgerslachtoffers zijn gevallen. Dit overzicht is mogelijk niet volledig, het is vooral bedoeld om een indruk te geven van de gevolgen voor de burgerbevolking van de luchtaanvallen in bezet Nederland:
- RAF, 24-25 juni 1940: Den Helder, 38 doden
Gewild doelwit (havengebied), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 3-4 oktober 1941: Rotterdam, 106-130 doden
Gewild doelwit (havengebied), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 28-29 januari 1942: Rotterdam/Schiedam, 71 doden
Gewild doelwit (havengebied), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 5-6 oktober 1942: Geleen, 83 doden
Vergissingsbombardement (het eigenlijke doelwit was de Duitse stad Aken) - RAF, 6 december 1942: Eindhoven, 138 doden
Gewild doelwit (fabriekencomplex Philips), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 19 februari 1943: Den Helder, 50 doden
Gewild doelwit (marinewerf), maar veel ‘bijkomende schade’ - USAAF, 31 maart 1943: Rotterdam, Tussendijken, circa 400 doden
Gewild doelwit (havengebied), maar door sterke, afwijkende wind veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 16 april 1943: Haarlem, 85 doden
Gewild doelwit (werkplaatsen spoorwegen), maar het gros van de bommen trof de dichtbevolkte Amsterdamse buurt - USAAF, 17 juli 1943: Amsterdam-Noord, 158-185 doden
Onbedoeld gevolg; het eigenlijke doelwit, de Fokkerfabrieken, werd niet geraakt - USAAF, 10 oktober 1943: Enschede, 151 doden
Vergissingsbombardement (men zocht naar een Duitse stad als ‘gelegenheidsdoel’) - USAAF, 22 februari 1944: Nijmegen, tegen de 800 doden
Gewild doelwit (spoorwegemplacement) maar het staat niet vast dat de vliegers wisten dat ze een stad in Nederland aanvielen. - USAAF, 22 februari 1944: Arnhem, 60 doden
Vergissingsbombardement (de eigenlijke doelwitten waren de Duitse steden Kleef en Goch) - USAAF, 22 februari 1944: Enschede, industriewijk, 40 doden
Vergissingsbombardement (het eigenlijke doelwit was de Duitse stad Münster) - RAF, 11 april 1944: Den Haag, Huize Kleykamp, circa 60 doden
Gewild doelwit (bevolkingsregistratie) - USAAF, 31 mei 1944: Roosendaal, stationsbuurt, 73 doden
Gewild doelwit (spooremplacement), maar het gros van de bommen viel naast het doel - USAAF, 18 augustus 1944: Maastricht, stadswijk, 91 doden
Onbedoeld gevolg; het eigenlijke doelwit, de brug over de Maas, bleef grotendeels intact - RAF, 11 september 1944: Breskens, havenbuurt, 199 doden
Gewild doelwit (de haven), maar veel ‘bijkomende schade’ - USAAF, 17 september 1944: Wolfheze, gesticht/dorp, 87 doden
Gewild doelwit (Duitse geschutstellingen), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 17 september 1944: Ede, 80 doden
Gewild doelwit (Duitse kazernes), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 17 september 1944: Biggekerke, 46-50 doden
Gewild doelwit (Duitse geschutstellingen), maar veel ‘bijkomende schade’ - USAAF, 17 september 1944: Wageningen, wijk 'de Sahara', circa 40 doden
Onbedoeld gevolg; het eigenlijke doelwit was Duits luchtafweergeschut bij het Lexkesveer - RAF, 2 oktober 1944: Huissen, 99-106 doden
Gewild doelwit (Duitse troepenconcentratie), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 3 oktober 1944: Westkapelle, zeedijk, circa 150 doden
Gewild doelwit (de zeedijk), maar veel ‘bijkomende schade’ - USAAF, 6 oktober 1944: Hengelo, circa 100 doden
Onbedoeld gevolg; het eigenlijke doelwit, de rangeerterreinen, waren nauwelijks geraakt - USAAF, 12 oktober 1944: Venray, minstens 50 doden
Waarschijnlijk gewild doelwit (tactische doelen) - RAF, 13 oktober 1944: Utrecht, stationsgebied, circa 50 doden
Gewild doelwit (spoorwegemplacement), maar veel ‘bijkomende schade’ - USAAF, 13 oktober 1944: Venlo, minstens 40 doden
Gewild doelwit (de verkeers- en spoorbruggen, die echter weinig schade hadden opgelopen), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 14 oktober 1944: Zutphen, wijk bij IJssel, 73 doden
Gewild doelwit (brug over de IJssel), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 24 oktober 1944: Dordrecht, park Merwestein, 52-69 doden
Gewild doelwit (Duits hoofdkwartier), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 3 november 1944: Venlo, circa 40 doden
Gewild doelwit (de verkeers- en spoorbruggen, die echter weinig schade hadden opgelopen), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 26 november 1944: Amsterdam, Euterpestraat, meer dan 50 doden
Gewild doelwit (hoofdkwartier SD), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 29 november 1944: Rotterdam, omgeving Mathenesser-straat / Heemraadsingel, 45-64 doden
Onbedoeld gevolg; het eigenlijke doelwit, de Dienststelle van de SD, kreeg alleen omvangrijke luchtdrukschade - RAF, 11 december 1944: Leiden, stationswijk, 54 doden
Gewild doelwit (hoofdstation), maar veel ‘bijkomende schade’ - RAF, 21-22 januari 1945: Montfort (L.), 183 doden
Gewild doelwit (Duitse verbindinglijnen) - RAF, 3 maart 1945: Den Haag, Bezuidenhout, minimaal 520 doden
Onbedoeld gevolg; het eigenlijke doelwit was een V-2 opslagplaats in het Haagsche Bosch - RAF, 21 maart 1945: Doetinchem, meer dan 100 doden Waarschijnlijk een vergissingsbombardement
- USAAF, 22 maart 1945: Enschede, 65 doden
Waarschijnlijk gewild doelwit (tactische doelen), maar veel ‘bijkomende schade’ - USAAF, 22 maart 1945: Nijverdal, centrum, 72 doden
Waarschijnlijk gewild doelwit (tactische doelen), maar veel ‘bijkomende schade’ - USAAF, 24 maart 1945: Goor, centrum, 82 doden
Waarschijnlijk gewild doelwit (tactische doelen), maar veel ‘bijkomende schade’ - USAAF, 24 maart 1945: Haaksbergen, centrum, 50-75 doden
Waarschijnlijk gewild doelwit (tactische doelen), maar veel ‘bijkomende schade’
Van de in dit overzicht genoemde luchtaanvallen waren er drie of vier ‘vergissingsbombardementen’, waarbij de geallieerde vliegers zich boven een Duitse stad waanden (Geleen in oktober 1942, Enschede in oktober 1943 en februari 1944, waarschijnlijk ook Doetinchem in maart 1945). De luchtaanvallen op Nijmegen en Arnhem in februari 1944 waren mogelijk eveneens het gevolg van een fout of vergissing van de betrokken vliegers, die wellicht niet beseften dat het Nederlandse steden betrof. Zesmaal was er sprake van een ‘onbedoeld gevolg’, waarbij men wel het opgegeven doel trachtte te raken, maar dit (vrijwel) volledig miste (Amsterdam in juli 1943, Maastricht in augustus 1944, Wageningen in september 1944, Hengelo in oktober 1944, Rotterdam in november 1944, Den Haag in maart 1945). In de overige gevallen raakten de geallieerde vliegtuigen wel het beoogde doel, maar veroorzaakten zij tevens aanzienlijke ‘bijkomende schade’. Het is echter niet altijd eenvoudig om een helder onderscheid waar te nemen tussen een ‘onbedoeld gevolg’ en een ‘geraakt doelwit met bijkomende schade’.
Volgens A. Korthals Altes (Luchtgevaar, Amsterdam 1984, pag. 323-324) hebben de geallieerden bij de planning van bombardementen in het algemeen terughoudendheid betracht. Het zijn voornamelijk vergissingen bij de uitvoering die meestal de grootste schade hebben berokkend. Steden als Rotterdam, Amsterdam, Den Helder, Den Haag en Breskens werden zwaar getroffen door onvoldoende accuraat richten. Soms waren de doelen zo klein of zo smal dat de risico’s op ‘bijkomende schade’ zeer groot waren, zoals is gebleken bij het bombarderen van de SD-hoofdkwartieren in Amsterdam en Rotterdam, de stationsemplacementen van Haarlem, Utrecht, Roosendaal en Leiden, en de bruggen in Zutphen en Venlo. De aanvallen op dergelijke kleine doelen bleven volgens Korthals echter relatief beperkt. Men kan zich echter wel afvragen of de geallieerden niet meer terughoudendheid hadden moeten betrachten bij het bombarderen van woonplaatsen in het frontgebied (Huissen, Venray, Montfort, Nijverdal, Goor en Haaksbergen).
Het totale aantal burgerslachtoffers dat bij de luchtaanvallen is omgekomen is niet precies bekend. Een anoniem overzicht bijgehouden in 1940-1945 (aanwezig bij het NIOD: dossier 249-0116A, stuk a20) komt uit op ruim 8.000 slachtoffers van luchtaanvallen na 15 mei 1940. Volgens Korthals Altes is dit overzicht onvolledig en op een aantal punten onjuist. Hij schat het aantal Nederlandse bombardementsdoden op circa 10.000 (Luchtgevaar, Amsterdam 1984, pag. 324).
Een uitgebreid overzicht van dag tot dag van de luchtoorlog boven Nederland tijdens de Duitse bezetting wordt gegeven in de publicatie En nooit was het stil… Kroniek van een luchtoorlog, van Gerrit J. Zwanenburg, uitgegeven in twee delen (Den Haag 1990 en 1992).