Ga direct naar: Inhoud
-
Verzetsmuseum Amsterdam (Foto: Fons Heijnsbroek)
Activiteiten
Activity theme

Promovendi op het podium

Het Verzetsmuseum Amsterdam en het NIOD presenteren 'Promovendi op het podium', een jaarlijks terugkerende lezingenreeks die licht schijnt op recent WO2-onderzoek en verrassende historische inzichten van de nieuwste lichting historici verbonden aan het NIOD.

Van februari tot mei biedt promovendi op het podium elke derde dinsdag van de maand vanaf 15.30 uur nieuwe historische inzichten, zoals uitgaan in Amsterdam tijdens de bezetting en Joodse vluchtelingen op Curaçao en in Suriname. 

Een ticket kost 15 euro. Hiermee heb je ook toegang tot de afsluitende borrel. Studenten, Vrienden van het Museum, Museumkaart- en Stadspashouders betalen 10 euro. Een passe-partout voor alle lezingen kost respectievelijk 45 en 30 euro. 

#1 Dinsdag 18 februari - Niels Mathijssen: Hoe radicaal was Poncke Princen? Over het verklarend vermogen van de biografische methode

In de komende jaren doet Niels Mathijssen aan het NIOD onderzoek naar Poncke Princen en een aantal andere Nederlandse militairen die vochten tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). Princen was een dienstplichtig soldaat die in september 1948 deserteerde uit het Nederlandse leger, overliep naar de Indonesische vijand en vervolgens met hen meevocht tegen de Nederlandse militairen, tot voor kort zijn medesoldaten. Hoe vallen deze radicale acties te verklaren? En was Princen dan als persoon ook radicaal? Om deze vragen te beantwoorden gebruikt Mathijssen de ‘biografische methode.’

Tijdens zijn lezing zet Mathijssen uiteen wat deze methode precies behelst. Dit doet hij aan de hand van een andere spraakmakende casus, waar hij eerder onderzoek naar deed: koloniaal daderschap tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Mathijssen zal laten zien dat de biografie van een soldaat een belangrijk licht kan laten schijn op zijn latere daden. 

Lees verder 

 

#2 Dinsdag 18 maart - Gerry Faber: Funktionshäftlingen uit het Mauthausen-complex voor de rechter

In oktober 1947 verklaarde Peter Baerens, blokoudste van blok 20 in Mauthausen, voor de rechter van de Amerikaanse militaire rechtbank in Dachau dat hij als blokoudste inderdaad gevangenen had geslagen. Dit speet Baerens iedere dag daarna maar het was iets, zo verklaarde hij zelf, wat hij moest doen. Baerens stelde dat, als hij niet soms aan een gevangene een klap had uitgedeeld, hij nu honderden doden op zijn geweten zou hebben. 

Baerens was een Funktionshäftling geweest, een gevangene die de SS moest helpen orde te houden in Mauthausen. In ruil hiervoor kreeg de gevangene bepaalde privileges. Funktionshäftlinge werden na de oorlog veelal negatief bejegend. Dit bleek uit lynchpartijen in concentratie- en vernietigingskampen in de dagen na de bevrijding ervan, uit de aantallen Funktionshäftlinge die na de oorlog voor de rechter werden gedaagd, en uit de negatieve stereotypering van de Funktionshäftling in naoorlogse media. 

In haar onderzoek richt Gerry Faber zich op Funktionshäftlinge uit het Mauthausen-complex tijdens de naoorlogse Amerikaanse militaire processen in Dachau (1946-1947). Deze gevangenen vervulden tijdens hun tijd in de concentratiekampen een dubbelrol: enerzijds waren ze slachtoffers van het naziregime, anderzijds werden ze door hun medegevangenen en de bredere samenleving vaak als daders gezien vanwege hun rol als opzichter. Dit dubbelzinnige slachtofferschap en daderschap is een belangrijk, maar onderbelicht thema in de geschiedschrijving van de Holocaust.

Lees verder

 

#3 Dinsdag 15 april - Merel Meijer: Uitgaan in Amsterdam tijdens de bezetting (1940 - 1945) 

Hoe was het om uit te gaan in Amsterdam tijdens de donkere jaren van de Duitse bezetting? Terwijl de stad gebukt ging onder censuur, rantsoenering en angst, zochten Amsterdammers massaal hun toevlucht tot de bioscopen, theaters en danszalen. Opvallend genoeg nam het uitgaanspubliek toe, ondanks de steeds strenger wordende maatregelen die het dagelijks leven beperkten. Hoe konden deze tegenstellingen -een onderdrukkende bezetter en een bloeiend uitgaansleven- naast elkaar bestaan? 

Tijdens de bezetting kende het Amsterdamse uitgaansleven een onverwachte opleving. De Duitse autoriteiten hieven het boksverbod op, waardoor bokswedstrijden razend populair werden. Ook keerde de kermis, voor het eerst sinds het einde van de negentiende eeuw, terug in de stad. Daarnaast investeerde de bezetter strategisch in kunst en cultuur, deels om de bevolking te vermaken en deels om hen te beïnvloeden. Tegelijkertijd werd het uitgaansleven ingeperkt door repressieve maatregelen. Het werd joden verboden openbare uitgaansgelegenheden te bezoeken, er golden avondklokken, en in de bioscopen werden antisemitische propagandafilms en pro-Duitse journaals verplicht vertoond. 

Deze ogenschijnlijke tegenstellingen roepen de vraag op wat uitgaan tijdens de bezetting betekende. Was het een passieve vorm van aanpassing aan de omstandigheden, of zat er meer achter? Keken bioscoopbezoekers naar de Duitse journaals uit nieuwsgierigheid of in de hoop verborgen informatie op te pikken? Gaven theaters en schouwburgen mensen een gelegenheid om even te ontsnappen aan de bittere realiteit, of boden ze juist een plek voor saamhorigheid en zelfs subtiel verzet? 

Lees verder 

 

#4 Dinsdag 20 mei - Rosa de Jong: Joodse vluchtelingen op Curaçao en in Suriname. De Caraïben namen verantwoordelijkheid

Honderden hoofdzakelijk joodse vluchtelingen ontvluchtten Nederland en België na 1940 en kwamen aan in het Caraïbisch gebied. In deze lezing vertelt Rosa de Jong over hun de aankomst in de (voormalige) Nederlandse Caraïben, met name Suriname en Curaçao. Op deze twee plekken is er een schril contrast tussen de houding van de koloniale administraties en de bevolking. Waar de hoogste ambtenaren en de gouverneurs het opnemen van vluchtelingen telkens afhielden wanneer ze konden, werden tegelijkertijd verschillende hulpcommissies opgericht. In Suriname werd dit het ‘Centraal Comité ter behartiging van de belangen van Joodsche Vluchtelingen’ en op Curaçao het ‘Comité ter behartiging v. d. belangen van Emigranten en Refugie’s op Curaçao’. In deze lezing geeft De Jong een beeld van hoe deze comités functioneerden en hoe de vluchtelingen werden ontvangen.

En hoe verging het de vluchtelingen na hun internering? De Jong vertelt in haar lezing de verhalen van de familie Horowitz in Suriname en Charles Leider op Curaçao. De Horowitzen trokken na hun internering in bij de Surinaamse familie Fernandes. Charles Leider vestigde zich met zijn jonge gezin buiten het kamp op Curaçao tegen de bureaucratische klippen op. Hij mocht van het gouvernement onder geen beding een eigen onderneming starten: hij behoorde immers tot de Cabo de Hornos - vluchtelingen die zouden moeten vertrekken. Keer op keer duikt hij echter weer op in verschillende archieven (met name het politiearchief) omdat hij mazen vond om toch te ondernemen. Hij bouwde banden op met Curaçaoënaars voor wie hij ook begon te handelen. De Jong laat in haar lezing zien hoe de levens van de vluchtelingen er in het Caribisch gebied uitzagen, en waarom deze vluchtelingen zo lang geen plek vonden in de geschiedschrijving.

Lees verder  

 

Deel deze pagina
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief
Volg ons op
NIOD
Herengracht 380
1016 CJ Amsterdam
020 52 33 800
Openingstijden studiezaal
  • Di - Vr09:00 - 17:30 u
  • Gesloten op maandag