Een stripdagboek met de oorlog op de achtergrond
Dagboeken in stripvorm zijn schaars, al zijn er uit binnen- en buitenland verschillende voorbeelden van bekend. Humor is daarin vaak een wezenlijk element. Dat sluit aan bij de in deze periode gepubliceerde stripverhalen die vooral uitblinken door avontuurlijke en humoristische verhaallijnen. In Nederland verschijnen de meeste stripverhalen in kranten. Politiek komt daarin zelden of nooit expliciet ter sprake en ook de verontrustende actualiteit blijft doorgaans op de achtergrond in de meestal op kinderen gerichte verhalen (al lezen volwassenen geregeld mee). Dat geldt voor het dagboek van Lies en bijvoorbeeld ook voor een tijdschrift als De Humorist, een bijlage van onder meer het weekblad Panorama, dat wellicht de titel levert voor de gebundelde notities van Van Gekkum en Co.
Op bezoek bij de striptekenaar
Op een regenachtige woensdagochtend bezoeken wij de maakster van deze markante, humoristische strips: Lies Bossinade-den Houting. In de achterkamer van haar Haarlemse bovenwoning, grenzend aan een dakterras vol planten, schilderijen en keramieken beeldjes, treffen we haar aan de eettafel. Daarop liggen fotoalbums en plakboeken van weleer, en mappen met fotokopieën van eigen strips. Dochter Anita maakt koffie. Mevrouw Bossinade, vijfennegentig inmiddels, verkeert in goede gezondheid, al zegt ze: ‘Alleen van vroeger weet ik nog veel, maar van recente dingen? Als ik die tekeningen dan weer voor mijn neus zie, denk ik: o ja, zo was het.’
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog woont ze met haar vader, moeder en zusje in de Rotterdamse Vijverhofstraat, boven haar opa en oma. Op dinsdagmiddag 14 mei 1940 wordt de woning verwoest bij het Duitse bombardement op de stad. Dakloos, maar ongedeerd, trekken haar grootouders bij het jonge gezin in, dat inmiddels aan de Schieweg is gaan wonen. De bombardementen in oorlogstijd zijn mevrouw Bossinade altijd bijgebleven. ‘Je hoorde dan zo’n raar gebrom in de verte,’ herinnert ze zich. ‘Daar kwamen die bommenwerpers aan. We woonden in een bovenhuis, daar had je een trap naar boven, dan gingen we met jassen over ons hoofd onderaan de trap zitten. Zo’n rot brom was het.’
Duo van Gekkum en Co
Met haar hartsvriendin Ria, net als zij Rotterdamse, noemt ze zich Duo van Gekkum en Co. ‘Ik was Van Gekkum en Ria was Co,’ aldus mevrouw Bossinade. Op de mulo, waar ze steevast naast elkaar zitten, zijn ze allebei even lastig. In een korte strip wordt Lies de klas uitgestuurd. Op een wc naast de klas gaat ze gewoon verder met klieren: ‘Ik tegen de wc-ruit tikken, de hele klas lag ondersteboven,’ vertelt ze. ‘Juffrouw Groen spoog vuur. Ze had een vreselijke hekel aan me. Ik zat altijd rotzooi te trappen.’ Als de Den Houtings ‘door bommenangst gedreven’ in 1942 verhuizen, schrijft Lies (zoals gewoonlijk in de derde persoon over zichzelf): ‘Hier eindigt het Rotterdamse gedeelte, want van Gekkum en Co gaat uit elkander. Lies gaat in Zoeterwoude wonen. Ria blijft tot juni nog wonen. Dan verhuist ook zij, en wel naar Enschede.’ Liftend reist Lies nog weleens naar haar vriendin in Twente: ‘Van Gekkum heeft van ‘s avonds 11 uur tot 5 uur in de nacht weer eens ouderwets gekletst. Daarna nog een potje gehuppeld.’
Vriendschap, vermaak en vrije tijd zijn ondanks alle ingrijpende oorlogsgebeurtenissen belangrijke aspecten van haar jeugd in bezettingstijd. Het zoeken naar ontspanning vormt dan ook een wezenlijk onderdeel van haar dagboekaantekeningen waarin het dagelijks leven veelal met humor wordt bezien en verbeeld. Maar ook tekeningen van hongertochten maken deel uit van het dagboek. Onder de titel ‘De aardappelrace naar Noord-Holland’ geven ze een indrukwekkend beeld van de zorgelijke omstandigheden. Ze wordt geconfronteerd met razzia’s en beschietingen, die eveneens in het dagboek belanden. Het geeft haar verhaal een rauw randje, al doet het opmerkelijk genoeg nauwelijks afbreuk aan de opgewekte toon.
Passie voor tekenen
In 1944 wordt ze achttien, - ‘Wat een knotsgevoel nooit meer de bios uitgestuurd te worden’- , slaagt ze voor de mulo en gaat ze naar de huishoudschool. Maar haar passie is tekenen. Die passie is jaren eerder ontstaan bij haar grootvader in de Vijverhofstraat. ‘Opa was ‘‘schoenkunstenaar’’: hij maakte voor oudere mensen met moeilijke voeten mooie schoenen. Met een grote doos kleurpotloden zat hij dan op zolder modellen te tekenen. Die potloden sneed hij door, daar maakte hij een puntje aan en daar kreeg ik dan halve potloden van.’
Aan voorbeelden geen gebrek. Zo leest ze in De Telegraaf de avonturen van Tom Poes. Ook hield ze van science fiction: ‘Flash Gordon was een held. Daar was ik gek op!’ Mevrouw Bossinade laat een bundeling zien van vertaalde strips die ze bewaard heeft. ‘Hoe gekker het avontuur, hoe leuker ik het vond. En dat vind ik nòg, op mijn oude dag.’
Een aantal gebeurtenissen wordt niet in het dagboek weergegeven. Zo zijn er een oom en tante die sympathie hebben voor het nationaalsocialisme en waarmee daarom geen contact meer wordt onderhouden. Ook de arrestatie van haar oom die uiteindelijk in Neuengamme om het leven zal komen, ontbreekt in haar dagboek.
De Jodenvervolging wordt evenmin weerspiegeld in de tekeningen. ‘Ik had een Joods vriendinnetje. We zaten in dezelfde klas. Cohen, Loulou Cohen,’ vertelt mevrouw Bossinade als na enige moeite de naam van het meisje haar weer te binnen is geschoten. Net als Lies woont het gezin Cohen aan de Rotterdamse Schieweg. ‘Ze was met een ander Joods meisje. Ze zijn nooit meer teruggekomen,’ herinnert ze zich. ‘Dan zaten we huiswerk te maken op school, zat ze altijd stiekem bij mij af te kijken. Ik had daarom wel een beetje de pest aan haar.’ Op een gegeven moment is ze haar vriendinnetje uit het zicht verloren, vermoedelijk nadat zij na de zomervakantie van 1941 gedwongen werd naar een Joodse school te gaan. ‘Ze is weggehaald en nooit meer teruggekomen.’
De ellende van de oorlogssituatie lijkt niet doelbewust uit dit bijzondere dagboek te zijn weg gefilterd. Maar de drang om te overleven, om toch enigszins een individueel bestaan te hebben dat niet voortdurend getekend wordt door uiteenlopende beperkingen en onvrijheden, de drang om als opgroeiende tiener enige vreugde te kunnen beleven, weegt veelal zwaarder dan de neiging om de oorlogsontwikkelingen en de impact daarvan op de bredere samenleving in beeld te brengen. Het krijgsgewoel verschuift daardoor als het ware naar de achtergrond en geeft daardoor ruimte aan een onverwacht opgewekte stem.
Ook na de bevrijding wordt het dagboek voortgezet. De strip eindigt in 1952, met het geboortekaartje van haar eerste zoon Bastiaan. Nu het stripdagboek beschikbaar is op het NIOD, vraagt het om een groter lezerspubliek!