Ga direct naar: Inhoud
Alle verhalen

De Hazara’s in Afghanistan: een onbekende genocide?

De vervolging van het Hazaravolk

Leestijd 17 min

Afghanistan is een multicultureel land, met verschillende etnische, religieuze en tribale groeperingen die al eeuwenlang naast elkaar bestaan. Deze vorm van samenleven is onder druk komen te staan als gevolg van staatsgrepen, dictaturen en interventies. Een van de grootste etnische gemeenschappen in Afghanistan, de Hazara’s, is een van de meest onderdrukte volkeren van het land. Lees meer over de Hazaravervolging in deze longread.

-
Bamiyanvallei

De vroege geschiedenis van de Hazaravervolging

De Hazara’s vormen een van de veertien etnische gemeenschappen die genoemd worden in de Afghaanse grondwet uit 2004, na de val van het eerste Talibanregime. In eerdere versies van de grondwet was de multi-etnische aard van het land wel benoemd, maar in 2004 werden de verschillende groeperingen voor het eerst expliciet erkend. De Hazara’s wonen van oudsher in de centrale provincies van Afghanistan, een gebied dat ook wel bekendstaat als Hazarajat of Hazaristan. De taal die ze spreken, een Perzisch dialect, wordt het Hazaragi genoemd.

Sommige Afghanen zijn ervan overtuigd dat de Hazara’s enkele honderden jaren geleden van Mongolië naar Afghanistan zijn getrokken, maar daar is weinig bewijs voor. Anderen geloven dat het Hazaravolk inheems is in de centrale provincies van Afghanistan, zoals Bamiyan, Daikundi en Ghazni. Er wordt ook wel beweerd dat de Hazara’s de beroemde boeddhabeelden van Bamiyan hebben gebouwd, en dus boeddhistisch waren voor hun bekering tot de islam. De Hazara’s zijn duidelijk te onderscheiden van andere etnische groeperingen in Afghanistan vanwege hun Aziatisch ogende gelaatstrekken.

Het Hazaravolk is de grootste sjiitische gemeenschap in het overwegend soennitische Afghanistan, hoewel sommige Hazara’s het ismaïlisme of het soennisme aanhangen. Zowel etniciteit als religie hebben een grote rol gespeeld bij de marginalisatie van de Hazara’s, vooral sinds het eind van de negentiende eeuw. Om zich te weren tegen vervolging en discriminatie hebben sommige Hazara’s hun religieuze overtuigingen verborgen gehouden of zich zelfs voorgedaan als leden van andere etnische gemeenschappen, zoals de Tadzjieken. Door de jarenlange onderdrukking van de gemeenschap in Afghanistan heeft het lang geduurd voor de identiteit en het etnisch bewustzijn van de Hazara’s tot wasdom konden komen.

Voor meer informatie over religieuze verschillen binnen de Hazaragemeenschap, zie: Minority Rights Group.

De eerste Hazaraoorlog

Eind negentiende eeuw riep de soennitische koning van Afghanistan, Abdur Rahman Khan, de jihad (heilige oorlog) uit tegen de Hazara’s in centraal Afghanistan. Tot die tijd stond de relatief geïsoleerde en autonome gemeenschap onder leiding van lokale bestuurders, de zogeheten mirs of begs. De oorlog van Abdur Rahman Khan maakte een einde aan die autonomie. De Hazara’s werden massaal afgeslacht; volgens de orale geschiedenis van het volk werd 65% van de gemeenschap in de jaren 1890 vermoord.

De oorlog had onvermijdelijk ook grote gevolgen voor de geografische verspreiding van de gemeenschap. Oorspronkelijk woonden er ook nog Hazara’s in de zuidelijke provincies van Afghanistan, met name in Kandahar en Helmand, maar naderhand was het volk vrijwel uitsluitend op de centrale hoogvlakten van het land te vinden. Tijdens het conflict werden veel vrouwen verkracht, en een aantal Hazara’s werden gevangengenomen en als slaven verhandeld. Wie kon vluchten, stak de grens met Iran of Brits India (in het huidige Pakistan) over. Als gevolg van die eerste grote buitenlandse migratie van de Hazara’s zijn er nu grote Hazaragemeenschappen in de steden Mashhad en Quetta.

Na de oorlog stonden de Hazara’s onderaan in de sociaal-economische hiërarchie van het land. Omdat veel Hazara’s tot slaaf warem gemaakt, werd de groepering door andere etnische gemeenschappen gezien als een slavenklasse, en in latere decennia als arbeidersklasse. Officieel werd de slavernij in de jaren 1920 afgeschaft door koning Amanullah Khan, de kleinzoon van Abdur Rahman Khan, maar in de praktijk werden er nog steeds slaven gehouden. Er wordt wel gezegd dat de Hazara’s destijds de goedkoopste slaven van het land waren.

Portret van Abdur Rahaman, ameer van AfghanistanWikiCommons, Wellcome Collection

Buiten de macht

Als geïsoleerde, verstoten gemeenschap met lage sociale status waren de Hazara’s voor het grootste deel van de twintigste eeuw niet vertegenwoordigd in de politiek. Die benarde positie werd nog eens versterkt toen de voormalige koning Nadir Sjah in 1933 werd vermoord door een Hazarastudent, Abdul Khaliq.

In de twintigste eeuw was Afghanistan lange tijd een monarchie, tot de laatste koning van het land, Zahir Sjah, in 1973 bij een staatsgreep werd afgezet. Onder president Daoud Khan werd daarna de Afghaanse Republiek gesticht. Achttien maanden na de moord op Khan in 1978 viel de Sovjet-Unie Afghanistan binnen. De daaropvolgende Sovjet-Afghaanse oorlog duurde bijna een decennium, tot 1989.

De communistische periode was de enige periode in de twintigste eeuw waarin een Hazara een positie in de regering bekleedde: van 1981 tot 1990 was Sultan Ali Kesjtmand voorzitter van de ministerraad. Desondanks werd de historische vervolging van de gemeenschap niet aan de kaak gesteld, en het wijdverbreide negatieve beeld van Hazara’s als arbeiders of – vanwege hun sjiitische geloofsovertuigingen – religieuze buitenbeentjes al evenmin. De beperkte politieke vertegenwoordiging van het Hazaravolk wordt achteraf als puur symbolisch gezien, iets waar de gemeenschap in de twintigste en eenentwintigste eeuw weinig aan heeft gehad.

Tussen 1978 en 1992 werd de Democratische Republiek Afghanistan bestuurd door een ministerraad. De voorzitter fungeerde als minister-president.

Afghanistan in het post-Sovjettijdperk en de oprichting van Hezb-e Wahdat

In 1989 kwam er een eind aan de gewelddadige bezetting van Afghanistan door de Sovjets, waarbij een miljoen Afghaanse burgers om het leven waren gekomen. Datzelfde jaar werd Hezb-e Wahdat (Eenheidspartij) opgericht, met Hazara’s aan het roer. De partijleider was Abdul Ali Mazari, een geestelijke die zich op de politiek had gestort en zich hard maakte voor gerechtigheid, gelijkheid en gelijke rechten voor de Hazara’s.‘Hazara zijn zou geen misdaad moeten zijn,’ was een van zijn gevleugelde uitspraken.

Binnen de Hazaragemeenschap wordt Mazari bewierookt omdat hij erin slaagde verschillende Hazarapolitici en politieke facties te verenigen. Hij leidde in de jaren 1990 niet alleen de invloedrijkste door Hazara’s aangestuurde politieke beweging, maar met zijn boodschap voor en over het Hazaravolk had hij een enorme impact op het gemeenschappelijke bewustzijn en de politieke mobilisatie van de Hazara’s in de daaropvolgende jaren.

Mazari’s roep om gelijkheid en gerechtigheid werd niet beantwoord, aangezien Afghanistan in de jaren 90 verstrikt raakte in een burgeroorlog. In 1995 werd Mazari, 48 jaar oud, gedood door de Taliban. Dat betekende echter niet dat zijn politieke visie ondermijnd werd of aan kracht inboette. Sterker nog, de gemeenschap ging hem als een martelaar beschouwen. Zijn sterfdag in maart wordt herdacht door Hazara’s van over de hele wereld.

In het volgende citaat van de Britse Hazara-activist Esmat Amean wordt duidelijk hoe invloedrijk Mazari nog steeds is, bijna drie decennia na zijn dood:

…Toen [Mazari] naar Kabul kwam, heeft hij alles veranderd. Hij heeft me anders naar mezelf als Hazara laten kijken. Daarvoor was ik een soort van, nou ja, schaamde ik me er eigenlijk voor dat ik Hazaragi sprak, maar daarna vond ik het een enorme eer dat ik mezelf Hazara mocht noemen. Dat vind ik nog steeds, maar daarvoor was dat niet zo.

Zoals geciteerd in de dissertatie On marginality and overcoming: Narrative, memory and identity among British Hazaras, door Rabia Khan (blz. 115).

Kwetsbaarheid van de Hazara’s sinds 1996

Anderhalf jaar na Mazari’s dood veroverde de Taliban Kabul, waarmee de periode van het eerste Talibanregime (1996-2001) werd ingeluid. In die jaren heeft de Taliban meerdere bloedbaden aangericht onder de Hazara’s. In 1998 verklaarde Moellah Niazi, een gouverneur van de Taliban in het noorden van het land, dat Hazara’s gedood mochten worden tenzij ze Afghanistan verlieten of zich bekeerden tot het soennisme. Geen enkele Talibanfunctionaris heeft Niazi’s uitlatingen veroordeeld.

Vlak nadat Niazi zijn opruiende uitspraken deed, vond in augustus 1998 in Mazar-e Sharif in de provincie Balkh een massaslachting plaats. Achtduizend Hazaraburgers werden vermoord. In 2002 werden er tevens massagraven ontdekt in de provincie Bamiyan. Ook daar vonden Hazaraburgers de dood, in wat waarschijnlijk een van de laatste massale moordpartijen van de Taliban is geweest voor het regime werd verjaagd. Hoeveel Hazaraburgers er precies zijn omgekomen in het bloedbad bij Bamiyan is nog steeds niet duidelijk.

In maart 2001, ongeveer zes maanden voor de militaire interventie waarbij de Taliban werd verdreven, werden de beroemde boeddhabeelden van Bamiyan verwoest. Dat gebeurde op bevel van Moellah Omar, de oprichter van de Taliban, die beweerde dat de boeddha’s afgodsbeelden waren en dus vernietigd dienden te worden, aangezien de aanwezigheid van afgoden niet strookte met de extreme religieuze overtuigingen van de Taliban.

Over de hele wereld werd verontwaardigd gereageerd op de vernieling van de beelden, die een belangrijke rol vertolken in de pre-islamitische geschiedenis van Afghanistan. Daarnaast werd de actie gezien als een direct dreigement aan het adres van de Hazara’s die in de omliggende gebieden woonden. De beelden zitten immers verweven in de volksverhalen van de Hazara’s. Volgens een van de lokale legendes zijn het ‘standbeelden van de gedoemde geliefden Salsal en Sjahmama, die op tragische wijze van elkaar gescheiden geworden en voor altijd gescheiden blijven, versteend, uitkijkend over de Bamiyanvallei’. De verwoesting werd derhalve gezien als een aanval op de geschiedenis, cultuur en identiteit van het Hazaravolk. Voor de Hazara’s was de verwoesting niet alleen een weerspiegeling van de extreme religieuze ideologie van de Taliban, maar ook een poging om hun geschiedenis en hun band met het Afghaanse grondgebied te ondermijnen.

Citaat van de pagina ‘Hazaras in Afghanistan’ van de Minority Rights Group.

Afghaanse identiteiten, krijgsheren en de Taliban

De Taliban werd opgericht in 1994, onder aanvoering van Moellah Omar. De naam ‘Taliban’ komt van het woord ‘ṭālib’, de term waarmee leerlingen aan de madrassa (religieuze school) van de beweging werden aangeduid. Kenmerkend voor de Taliban zijn de streng religieuze Deobandi-ideologie, Pastjoen-nationalisme en een zeer militante instelling. De extreem dogmatische interpretatie van de islamitische shariawetgeving werd overgenomen uit de dorpen waar veel van de oorspronkelijke leden vandaan kwamen. Veel Afghanen beschouwen de Taliban als een exclusieve, rechtlijnige beweging.

With their human rights abuses and use of collective punishments, the Taliban are an unforgiving and relentless force in Afghanistan. The movement appears hostile towards anyone who holds different religious or political views. As a result of this extreme cultural conservatism combined with a harsh and cruel interpretation of Islamic customs, unarmed and unsuspecting Afghan citizens are frequently subjected to punishment and retribution. Women who fail to wear the burqa as prescribed are subject to public beatings by the Taliban’s hard-line religious police force.

Voor meer informatie over de religieuze ideologie van de Taliban, zie dit artikel van Sohel Rana en Sumit Ganguly in The Conversation.

Oog om oog

Als de Taliban aan de macht is, wordt er met harde hand geregeerd. Begin jaren negentig leverde dat de beweging de nodige steun op in de harde strijd tegen criminaliteit en corruptie, maar al snel rezen de wreedheden de pan uit. Het regime is een aanhanger van de filosofie ‘oog om oog, tand om tand’; er wordt vaak snel korte metten gemaakt met mensen die ‘misdaden’ plegen onder de heersende wet- en regelgeving. Een voorbeeld is de publieke executie van een vrouw die ervan werd verdacht haar man in zijn slaap te hebben vermoord, in november 1999. De rechtbanken van de Taliban zijn strenge, genadeloze, door mannen gedomineerde instituten waarbinnen extreme religieuze wetten de voorkeur krijgen boven basale mensenrechten.

Het moderne Afghanistan wordt nog altijd verscheurd door conflicten over eigendomsrechten. Etnische en religieuze groeperingen krijgen het vaak met elkaar aan de stok over grondbezit, water, voedsel of vee, of zelfs over hun plaats in de sociale hiërarchie. De verschillende etnische gemeenschappen vormen samen een ingewikkeld web van onderlinge banden. Aangezien er tot op heden geen volkstelling heeft plaatsgevonden in Afghanistan, is het niet mogelijk om een exacte samenstelling te geven van de vele etnische groeperingen. Veel van de huidige problemen in het land zijn terug te voeren op deze complexe historische en culturele factoren en legitimiteitskwesties.

Gruwelijke burgeroorlog

De Taliban leerde snel tijdens de gruwelijke burgeroorlog. In de strijd tegen mogelijke vijanden werd er veel tijd en geld gestoken in bewapening en training. De beweging maakte gebruik van guerillatactieken en korte, hevige aanvallen op de vijand. De schietpartijen en bombardementen in dichtbevolkte gebieden joegen veel tegenstanders schrik aan en bleken een effectieve strategie. De Taliban, aanvankelijk een lokale rebellengroepering, groeide uit tot een grote nationale speler. Van 1996 tot 2001 patrouilleerden Talibanstrijders door grote steden als Herat en Kabul. In de praktijk regeerden ze het land als hun eerste islamitische emiraat.

Talibanpatrouille in Herat in 2001WikiCommons

De heerschappij van de Taliban was deels gestoeld op bondgenootschappen met regionale krijgsheren. Om de veroverde gebieden bij elkaar te houden, zag de groepering zich genoodzaakt in zee te gaan met lokale en regionale leiders. Dat betekende vaak dat een krijgsheer werd gesteund in zijn strijd tegen andere groepen. De Taliban bestaat echter hoofdzakelijk uit Pasjtoen-militanten, die zich bij conflicten met etnische Hazara’s, over veestapels en grondbezit, automatisch achter hun zogeheten broeders scharen. Groeperingen als de Hazara’s maken zich vanzelfsprekend grote zorgen over het etno-nationalistische karakter van de Taliban.

Kaart met daarop de verschillende strijdende facties in Afghanistan in verschillende periodes (dateert uit 2006)WikiCommons

In veel etnische conflicten keert de Taliban zich tegen de Hazara’s. En omdat de machthebbers vinden dat wraak nemen op burgers in conflictsituaties vaak gerechtvaardigd is, is het geweld tegen het Hazaravolk toegenomen. Op de afbeelding zijn de puinhopen zichtbaar van een Hazarahuis dat werd verwoest bij een brute rooftocht van de lokale Kuchi, gesteund door gewapende Talibanstrijders, in Behsud in de provincie Maidan Wardak in juli 2020. De reden voor het conflict is niet bekend.

De Hazara’s onder het eerste emiraat van de Taliban, 1996-2001

De Taliban kwam al snel aan de macht door samen te werken met verschillende krijgsheren van de moedjahedien en, in andere gebieden, tegenstanders te intimideren. Tegen september 1995 hadden Talibanstrijders de grote stad Herat en het hele zuiden van het land in handen. In de lente van 1996 vergaarde de Talibanleiding de steun van veel Pasjtoenstammen, waardoor ze hun eerste islamitische emiraat konden uitroepen. Gezien de fundamentalistische oorsprong van de overheersers zal het niemand verbazen dat in die beginperiode veel mensen op gewelddadige wijze onderdrukt en monddood gemaakt werden. De staatstroepen en de rechterlijke macht van het regime toonden een algemeen gebrek aan medemenselijkheid. Mede dankzij dergelijke tactieken en een rechtlijnig karakter kreeg de Taliban gaandeweg heel Afghanistan in zijn macht.

Verzet tegen de Taliban

Het zwaarste verzet tegen de Taliban vond plaats in de noordelijke regio’s van het land, waar lokale opstandelingen gesteund werden door Iran, Rusland en India, die de Taliban zagen als een bedreiging voor de regionale stabiliteit. Ondertussen stuitte de heersende partij ook op moeilijkheden in Centraal-Afghanistan, waar Hazara’s de scepter zwaaiden, in plaats van Pasjtoen-krijgsheren. De Hazara’s in Hazarajat waren een natuurlijke bondgenoot voor het Westen in de strijd tegen de Taliban. Beide partijen hadden er immers baat bij om de extremistische militanten uit deze regio’s te verdrijven of op zijn minst hun invloed te beperken. Uiteraard is de relatie tussen de Hazara’s en de Taliban daardoor nog verder verslechterd.

De regering van de Taliban, begin 2001WikiCommons

De massamoord in Yakaolang

In jaunari 2001, in Centraal-Afghanistan, tijdens het eerste islamitische emiraat van de Taliban, werd de Hazaragemeenschap opgeschrikt door de massaslachting bij Yakaolang. Dit bloedbad, de eerste geplande en gestructureerde massale aanval van de Taliban op de lokale Hazarabevolking, was een reactie op de steun van de Hazara’s bij een korte opleving van Hezb-e Wahdat, waarbij Wahdat binnen een paar dagen enkele Talibanstrijders had geëxecuteerd. Het gebied was echter al snel heroverd door de Taliban, en de Hazararebellen en de lokale bevolking kregen het zwaar te verduren. Tijdens de slachting bij Yakaolang, die een aantal dagen duurde, had de Taliban het speciaal op Hazaramannen, -vrouwen en -kinderen gemunt. Minstens driehonderd ongewapende mannen en een aantal vrouwen en kinderen werden vermoord, in een reeks individuele en standrechtelijke executies.

Ooggetuigenverslagen van de massamoord in Yakaolang

In 2001 publiceerde Amnesty International een rapport over het bloedbad in Yakaolang. Daarin werd een appel gedaan op de Taliban om de internationale mensenrechten in acht te nemen en werd de internationale gemeenschap aangespoord om nader onderzoek te verrichten naar de massamoord. Hieronder volgen twee ooggetuigenverslagen van de slachting die geciteerd worden in het rapport:

Ze zetten onze huizen in brand, zaagden bomen om met een elektrische zaag en bespoten onze fruitbomen en -struiken met een afschuwelijke chemische stof. Die was rood en de bomen waren binnen een paar uur dood. Ze hebben het ook over de bomen heen gegooid, vooral de appel- en abrikozenbomen, en daardoor gingen de bomen nog sneller dood. Het was duidelijk dat ze ons eten wilden vernietigen. Waarom zouden ze anders onze gewassen verbranden, onze huizen in de fik steken en onze granen, bloem en andere voedselvoorraden plunderen? In dit droge jaar hebben ze niets te eten voor ons overgelaten! Niets! Dus zijn we weggegaan.

 Amnesty International, maart 2001. AI Index: ASA 11/008/01

 

Eerst werd iedereen op straat bij elkaar gedreven. Ze gingen langs de deuren en arresteerden alle mannen van de gezinnen, behalve de heel oude mannen. Ze lieten zich door niets of niemand tegenhouden en sloegen geen huis over. In een van de huizen klampte een moeder zich aan haar zoon vast toen de Taliban de jongeman mee wilde nemen. Ze zei dat ze hem niet zonder haar zou laten gaan. De Talibanmannen begonnen genadeloos op haar in te beuken met hun geweerkolven. Ze stierf. Ze namen de zoon mee en schoten hem dood. Dat waren onze buren. Als ze mensen arresteerden, werden ze afgevoerd met hun handen vastgebonden op hun rug. Ze brachten ze naar de gebieden achter Bazar Kona en begonnen te schieten. Ze hebben heel veel mensen geëxecuteerd. We denken dat er meer dan 300 mensen zijn vermoord.

 Amnesty International, march 2001. AI Index: ASA 11/008/01

 

Na de massamoorden eiste de VN dat de Taliban in de toekomst meer toezicht zou houden op zijn troepen. Moellah Omar reageerde met de bewering dat de verschenen rapporten tegen de Taliban onjuist en bevooroordeeld waren. Hij weerde journalisten uit de geteisterde gebieden, omdat ‘het bevooroordeelde mensen zijn die vijandig gedrag vertonen [tegen de Taliban]’.

Ook dit citaat komt uit het rapport uit 2001 van Amnesty International over de massamoorden in Yakaolang.]

Verzet en vervolging bij de Hazara’s na 2001

Tijdens de overheersing door de Taliban (1996-2001) hadden de Hazara’s te maken gekregen met massaslachtingen; onder het post-Talibanregime kregen ze de kans om hun eigen politieke stem te laten horen en de eerdere bezettingen van hun grond door Pasjtoennomaden ongedaan te maken. Tegelijkertijd probeerden de Pasjtoennomaden juist de weidegronden in Hazarajat terug te krijgen.

De Islamitische Republiek Afghanistan (2001-2021)

Na een aantal geslaagde westerse militaire ingrepen in 2001 werd het Talibanregime verdreven en kwam de Islamitische Republiek Afghanistan ervoor in de plaats. Het nieuwe democratische systeem stond voortdurend onder druk vanwege etnische conflicten en spanningen. Desondanks waren de bureaucraten en activisten onder de Hazara’s voorzichtig optimistisch, nu ze beter vertegenwoordigd werden op landelijk niveau en zich duidelijk tegen de Taliban konden keren.

Lees meer hierover in het artikel ‘The Dynamics of Nomad-Sedentary Conflict in Afghanistan’ van Abbas Farasoo uit 2017.

Zodra de door het Westen gesteunde Afghaanse regering in 2021 viel, greep de Taliban weer de macht, met grote gevolgen voor de sociaal-maatschappelijke status van het Hazaravolk. Nu de internationale gemeenschap Afghanistan na twintig jaar in de steek liet, werkten de politieke keuzes van de Hazara’s uit de periode tussen 2001 en 2021 juist tegen hen. ‘De Amerikanen, die gebruiken je als een tissue en gooien je vervolgens in de prullenbak’, aldus Sayed Ali, een nauwe bondgenoot van de Hazarakrijgsheer en gezochte crimineel Hakim Shujayi.

Om zich te kunnen verdedigen en hun status binnen de door conflicten verscheurde Afghaanse maatschappij te verbeteren, richtten de Hazara’s – net als veel andere gemeenschappen – lokale gewapende paramilitaire eenheden op, die vaak bijeen werden geroepen door lokale stamoudsten. Helaas bleek het in de praktijk onmogelijk om al die groeperingen in het oog te houden en aan te sturen. Lokale Pasjtoenstammen beweerden dat ze zonder aanleiding door bepaalde krijgsheren van de Hazara’s werden aangevallen. Daardoor liepen de conflicten tussen de Hazara’s en andere etnische groepen alleen maar verder op.

Het citaat van Ali komt uit het artikel ‘The U.S.-Trained Warlords Committing Atrocities in Afghanistan’ van May Yeong uit 2017.

Het bloedbad bij het ministerie van Mijnbouw

Op 23 juli 2017 werd een groep hoogopgeleide Hazara’s in dienst van het ministerie van Mijnen het slachtoffer van een bomaanslag van de Taliban in het centrum van Kabul. Acht ambtenaren kwamen om en zevenentwintig raakten gewond. Hun bus werd getroffen toen een magnetische bom, die vastzat aan een minibusje in de buurt, tot ontploffing werd gebracht. De chaos werd nog groter na een tweede explosie, veroorzaakt door een zelfmoordterrorist die zichzelf op enkele meters van de bus opblies. Vervolgens werd de bus direct geraakt bij een derde explosie, waarbij nog eens zeven burgers het leven lieten en ten minste twintig anderen gewond raakten.

De Taliban eiste de verantwoordelijkheid op voor de eerste bom, maar ontkende betrokkenheid bij de andere twee. Die waren volgens de groepering het werk van IS. IS eiste de verantwoordelijkheid op voor twee explosies, zonder te specificeren welke. Volgens de Taliban waren twaalf buitenlandse agenten het doelwit geweest van de autobom, maar het leek toch vooral op een doelbewuste aanslag op de hoogopgeleide etnische Hazara’s aan boord.

 

De massamoord bij het dorp Mirza Walang

Op 5 augustus 2017 werkten de Taliban en IS kortstondig samen aan een operatie waarbij tientallen Hazara’s in het dorp Mirza Walang in Sar-e-Pul werden vermoord. Volgens een onderzoek van de VN kwamen minstens zevenentwintig burgers om het leven, waaronder een vrouw, vier tienerjongens en dertien mannen van in de zestig. Afghaanse overheidsfunctionarissen schatten het aantal slachtoffers op ten minste vijftig.

Het is nog altijd onduidelijk waarom de Taliban en IS samenwerkten aan de aanval. Al Jazeera meldde de twee partijen een wraakactie hadden uitgevoerd na een lokaal conflict met een Afghaanse overheidsmilitie, gesteund door Hazara’s. De Taliban ontkende dat het de hulp van IS nodig had gehad om het dorp in te nemen en beweerde tevens dat bij de aanval geen burgerslachtoffers waren gevallen.

Mijn broer Ghulam, mijn schoonzus en ik vluchtten uit ons huis om aan de gruwelen in het dorp te ontsnappen. Eenmaal aangekomen bij de grote weg werden we tegengehouden door de militanten, die ons vroegen om uit te auto te stappen en ons begonnen te slaan. Ze onthoofdden mijn broer en de anderen in de auto, die met ons mee waren gegaan om te ontsnappen. Ik pakte de hand van mijn schoonzus en rende zo hard ik kon. Ze begonnen te schieten, maar we wisten te ontsnappen. Het is te afgrijselijk en pijnlijk om mee om te gaan. We zijn door een hel gegaan.

Sakhi, een inwoner van Mirza Walang, geciteerd door Al Jazeera op 28 augustus 2017.

De slachting op openbare school Sayed al-Shuhada

Op 8 mei 2021 werd met een beschuldigende vinger naar de Taliban gewezen na een bomaanslag op Sayed al-Shuhada, een openbare middelbare school in de wijk Dasht-e Barchi in Kabul, waar de Hazara’s de meerderheid vormen. Net op het moment dat de meisjesleerlingen het gebouw verlieten in hun vastenpauze tijdens de ramadan, ontplofte er een krachtige bom voor de ingang van de school. Kort daarop volgden nog twee explosies, en er werden mortieren afgevuurd op een gedeelte waar veel leerlingen stonden. Zo’n honderd burgers, voornamelijk jonge Hazarameisjes, raakten gewond bij de aanval. Zestig mensen kwamen om het leven. Een week eerder waren eenentwintig kinderen omgekomen bij een bomaanslag in de provincie Logar, net ten zuiden van Kabul.

Deze slachting was een van de afschuwwekkendste en bloederigste aanvallen op de Hazara’s in jaren. De toenmalige president van de Afghaanse republiek, Ashraf Ghani, gaf de Taliban de schuld. De Taliban schoof de schuld op zijn beurt door naar het terreurnetwerk van IS, dat in de maanden daarvoor verschillende aanslagen had gepleegd op scholen en universiteiten. Deze aanslag vond echter plaats kort nadat de westerse landen hun vertrek uit Afghanistan hadden aangekondigd. Sinds dat moment was de Taliban weer harder gaan roepen dat meisjes van scholen geweerd moesten worden, wat velen deed vermoeden dat de beweging wel degelijk achter dit bloedbad zat.

Het tweede islamitische emiraat

Na de aankondiging van de terugtrekking van de westerse strijdkrachten uit Afghanistan in 2021, onder het bewind van de Amerikaanse president Biden, heroverde de Taliban Afghanistan en riep een islamitisch emiraat uit. De politieke omwenteling ging gepaard met de terugkeer van brute onderdrukking, de afwijzing van fundamentele mensenrechten, ultraconservatief traditionalisme en fundamentalistische culturele denkwijzen en straffen.

De toekomst van de Hazara’s, in de steek gelaten door de internationale gemeenschap, ziet er allesbehalve rooskleurig uit. Vanwege zijn geografische en demografische positie in een van de armste, minst geïndustrialiseerde, afhankelijkste en kwetsbaarste regio’s van het land, is het volk extra gevoelig voor humanitaire crises als droogte en voedseltekorten. De beperkte internationale hulp aan Afghanistan komt meestal niet bij de Hazaragemeenschap terecht.

Talibanstrijders vieren hun overwinning op de westerse troepen in Afghanistan met een optocht door Kabul in september 2022WikiCommons

Hazara’s in Afghanistan sinds 2021

Voor de Taliban weer aan de macht kwam in augustus 2021 maakten de Hazara’s zich al zorgen over hun veiligheid als de internationale strijdkrachten eenmaal vertrokken waren. Hoewel de Taliban beweerde dat zijn ideologie sinds de jaren 90 was veranderd, was er niets dat daarop wees. Nog voor de machtsovername in de zomer van 2021 een feit was, bleek dat de zorgen van de Hazara’s niet ongegrond waren.

In augustus 2021 meldde Amnesty International dat de Taliban een maand eerder negen Hazaramannen had omgebracht in de provincie Ghazni. Diezelfde maand werden er een in de provincie Daikondi dertien Hazara’s vermoord, waaronder een tienermeisje. Drie dagen na de val van Kabul vernietigde de Taliban een standbeeld van Abdul Ali Mazari in Bamiyan.

Daarnaast zijn veel Hazara’s door de Taliban verdreven uit verschillende provincies, waaronder Daikondi, Helmand en Balkh, aldus Human Rights Watch. Patricia Gossman, adjunct-directeur Azië bij Human Rights Watch, liet optekenen: ‘De Taliban dwingt Hazara’s en anderen tot verhuizen, op basis van etniciteit of politieke opvattingen, om Talibanaanhangers te belonen.’

In de zomer van 2022 ontvouwde zich een humanitaire crisis in de regio Balkhab, in de noordelijke provincie Sar-e Pol. De Taliban werd beschuldigd van het uitvoeren van buitengerechtelijke executies en schendingen van de mensenrechten onder het mom van het onderdrukken van een gewapende opstand. Toen duidelijk werd dat zich in Balkhab een humanitaire ramp voltrok, met onder andere collectief straffen, sneed de Taliban de aanvoer van hulpgoederen naar Hazaraburgers in het gebied af. Duizenden lokale Hazara’s werden vervolgens verdreven. Met de moord op voormalig Talibancommandant Mehdi Mujahid kwam er in augustus 2022 een einde aan de belegering van Balkhab.

Lees hier het artikel van Amnesty International.

Lees hier het artikel van Human Rights Watch.

Sinds de Taliban weer aan de macht is, zijn de Hazara’s in Kabul regelmatig het doelwit van aanvallen. Bij een aanslag op een Hazaraschool in april 2022 kwamen zes leerlingen om het leven en raakten twaalf mensen gewond. In september 2022 blies een zelfmoordterrorist zich op bij een opleidingscentrum in de wijk Dasht-e Barchi, waar veel Hazara’s wonen. Er waren vijfendertig doden en meer dan tachtig gewonden te betreuren. Bij een aanslag op een sportclub in Dasht-e Barchi in oktober 2023 kwamen een aantal mensen om het leven en minder dan twee weken later was in dezelfde buurt een bus het doelwit, met zeven doden en meer dan twintig gewonden tot gevolg.

Veel van deze aanslagen worden toegeschreven aan IS, maar er is geen onafhankelijke toezichthouder, in de vorm van een comité of commissie, die onderzoek verricht. Daarom denken sommige Hazara’s dat de aanslagen door de Taliban worden gepleegd, of door voormalige Talibanleden die extreem anti-Hazara of anti-sjiitisch zijn, maar dan onder de noemer ‘IS’. Het is in elk geval ontegenzeggelijk waar, de geschiedenis van de vervolgingen in de jaren 90 inachtnemend, dat de Taliban nooit enige bescherming heeft geboden aan de Hazara’s, dat nog steeds niet doet en daar ook niet mee zal beginnen.

Onder de Taliban is ook de religieuze vrijheid ingeperkt. In juli 2023 vroeg een raad met sjiitische geleerden toestemming aan de Taliban om de herdenking van Hoessein, de kleinzoon van de profeet Mohammed, tijdens de maand muharram, te laten doorgaan. De Taliban voerde echter beperkingen in op het tonen van religieuze vlaggen en symbolen op openbare plekken, en op de mogelijke locaties van processies tijdens de muharram. Uit veiligheidsoverwegingen vroegen sjiitische geleerden vervolgens aan de herdenkers om hun activiteiten te beperken. Een jaar eerder, in 2022, was Asjoera, de dag waarop Hoesseins martelaarschap wordt herdacht, al van de nationale kalender gehaald.

De Hazara-diaspora

De diasporagemeenschap van Hazara’s in het Westen zet zich bijzonder actief in om het bewustzijn over mensenrechtenschendingen tegen hun gemeenschap te vergroten en de voortdurende vervolging aan de kaak te stellen. Er wordt gelobbyd bij politici om meer gedaan te krijgen voor het Hazaravolk en via sociale media worden demonstraties georganiseerd, ‘Twitterstormen’ ontketend en informatie gedeeld over de onderdrukking van de Hazara’s.

Een van de populairste initiatieven is de campagne ‘Stop Hazara Genocide’, die online zeker sinds de terugkeer van de Taliban in 2021 op veel steun kan rekenen. Op Twitter/X wordt de hashtag #StopHazaraGenocide niet alleen vaak gebruikt in de nasleep van aanslagen op Hazara’s in Kabul, maar ook bij het herdenken van eerdere aanslagen of als er evenementen worden georganiseerd rond de Hazaravervolging. De slogan komt vaak voorbij op bordjes tijdens Hazara- of Afghanistan-gerelateerde demonstraties. In de gemeenschap wordt er doelbewust voor gekozen om de aanvallen op de Hazara’s niet als massamoord, maar als genocide aan te duiden, gezien de ‘intentie tot vernietiging’ van de gemeenschap in de jaren 1890, en sinds 2016 door IS en de Taliban.

In november 2022 werd de gemeenteraad van het lokale bestuursgebied Greater Dandenong City, net buiten Melbourne in Australië, ‘het eerste overheidsorgaan ter wereld dat de genocide op de Hazara’s erkende’. Ook in Groot-Brittannië zijn Hazara’s op hun lokale volksvertegenwoordigers afgestapt. Dankzij die betrokken, actieve houding hebben politici in het Britse parlement sinds 2021 een aantal keer geprobeerd de doelbewuste aanvallen op de Hazara’s in Afghanistan bespreekbaar te maken. Een belangrijk doel van de diasporagemeenschap is om de Hazara’s als kwetsbare gemeenschap te laten aanmerken, om de opvang van vluchtelingen in het buitenland te faciliteren.

Hazara’s in Afghanistan, vandaag de dag

Vanwege de onderdrukking van de vrije pers in Afghanistan sinds de machtsovername van de Taliban in 2021 is het moeilijk om te verifiëren hoeveel burgerslachtoffers er zijn gevallen bij doelgerichte aanvallen op de Hazara’s. Sommigen vermoeden, niet zonder reden, dat de Taliban het aantal omgekomen Hazara’s in Kabul sinds augustus 2021 naar beneden bijstelt, in elk geval tegenover de internationale media.

Het verschil met eerdere vervolgingen is dat de Hazara’s nu geconfronteerd worden met een regime dat openlijk heeft opgeroepen tot uitroeiing van hun volk. De rechten van sjiieten stonden weliswaar vastgelegd in de Afghaanse grondwet uit 2004, maar die werd in 2022 afgeschaft, en onder de Taliban is daar geen vergelijkbare bepaling voor in de plaats gekomen. Bovendien zijn de Hazara’s – en dus de sjiieten – niet vertegenwoordigd in de regering van de Taliban.

De Taliban heeft dus geen enkele moeite gedaan om de Hazara’s of andere sjiitische groeperingen in Afghanistan tegemoet te komen. Sterker nog, de voortdurende aanslagen sinds 2021 wijzen erop dat de machthebber ofwel direct verantwoordelijk is voor gewelddadige acties tegen het Hazaravolk, ofwel zijn plicht als feitelijke autoriteit om de gemeenschap te beschermen verzaakt. Gezien de flagrante mensenrechtenschendingen waaraan de Taliban zich schuldig maakt, lijkt het er niet op alsof de groepering bereid is zijn ideologie of gedrag aan te passen. Zolang het regime in stand blijft, zal het lijden van religieuze minderheden voort blijven duren.

Na de gebeurtenissen van de afgelopen twee jaar mag het geen verrassing heten dat het Asian Forum for Human Rights and Development in augustus 2023 stelde dat er mogelijk sprake is van een ‘trage genocide’ op de Hazara’s in Afghanistan. De Taliban lijkt vast van plan om onderdrukkende decreten uit te vaardigen en fundamentele vrijheden te ondermijnen. De bescherming van kwetsbare gemeenschappen heeft geen plaats in zijn beleidsplannen. Gelet op de ideologie van de Taliban en het ontbreken van een realistisch politiek alternatief ziet de toekomst van de Hazara’s in Afghanistan er somber uit. Er is dringend behoefte aan internationale steun om de kwetsbaarste gemeenschap in Afghanistan bij te staan.

Literatuurlijst

  • Khan, Rabia Latif (2020), On Marginality and Overcoming: Narrative, Memory and Identity among British Hazaras. PhD thesis, SOAS University of London.
  • Mousavi, Sayed Asker (2020), The Hazaras of Afghanistan. London: Routledge.
  • Ibrahimi, Niamatullah (2022), The Hazaras and the Afghan State: Rebellion, Exclusion and the Struggle for Recognition. London: Hurst & Company.
  • Monsutti, Alessandro (2005), War and Migration: Social Networks and Economic Strategies of the Hazaras of Afghanistan. New York: Routledge.
  • Poladi, Hassan (1989), The Hazāras. Stockton, CA: Mughal Publishing Company.
  • Kakar, M. Hasan (1973), The Pacification of the Hazaras of Afghanistan. New York: Afghanistan Council.
In dit verhaal

Colofon

Text and research
Rabia Khan
Mitchel Stuffers

Scientific supervision
Uğur Ümit Üngör

Editing
Vivien Collingwood
Katie Digan

This longread was first published in March of 2024.

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief
Volg ons op
NIOD
Herengracht 380
1016 CJ Amsterdam
020 52 33 800
Openingstijden studiezaal
  • Di - Vr09:00 - 17:30 u
  • Gesloten op maandag