Tegen een mogelijke ramp. Hoe tekenaars het Nederlandse nationaalsocialisme bestrijden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog
Nederland kende in de jaren dertig van de twintigste eeuw een levendig perslandschap met kranten en tijdschriften van uiteenlopende politieke signatuur. Niet alleen de confessionele zuilen waren goed vertegenwoordigd, ook de liberalen en sociaaldemocraten voorzagen hun achterban van nieuws en opinies. Hetzelfde gold voor communisten en nationaalsocialisten, als relatieve nieuwkomers. Al deze groepen onderhielden zo niet alleen de band met hun bestaande aanhang, maar probeerden via hun publicaties ook de steun te verwerven van nieuwe aanhangers en bekeerlingen.
Politieke spotprenten
Daarvoor werd gebruik gemaakt van geïllustreerde opiniebladen, die in aansprekende spotprenten met een mix van overdrijven en kleineren vooral hun ideologische tegenstanders te kijk probeerden te zetten. Zo trachtte de politieke tekenaar L.J. Jordaan in het links-liberale weekblad De Groene Amsterdammer de ware aard van de nazi’s te laten zien.
In de sociaaldemocratische hoek werd met een soortgelijk doel nog nadrukkelijker een beroep gedaan op het verdienstelijke werk van enkele tekenaars. Zowel De Notenkraker als Vrijheid, Arbeid, Brood! namen onomwonden stelling tegen fascisme en nationaalsocialisme in binnen- en buitenland door frequent verschijnende spotprenten van onder meer Albert Hahn, Tjerk Bottema en George van Raemdonck.
Voor deze twee bladen waren deze tekeningen een vanzelfsprekende manier om hun politieke overtuigingen zichtbaar te maken, zoals ze daarin evenzeer hun aversie van het communisme en hun geloof in een sociaaldemocratische toekomst opnamen. Maar er was ook een tijdschrift dat zich uitsluitend richtte op het bestrijden van het nationaalsocialisme en in 1939 met behulp van tal van spotprenten een politieke ramp in eigen land af te wenden: De Blaasbalg. In de geschiedschrijving komt dit blad zelden ter sprake, maar het verdient alleszins de aandacht.
De Blaasbalg
De Blaasbalg, uitgegeven als een klein formaat krant, kende slechts een kort bestaan. Het eerste nummer verscheen naar verluidt in een oplage van 1 miljoen exemplaren maar er zijn nauwelijks exemplaren bewaard gebleven. De beschikbare exemplaren in de NIOD-bibliotheek tonen een gevarieerd gebruik van beeldmateriaal dat verder reikt dan enkele obligaat aandoende foto’s van auteurs en politieke hoofdpersonen. De visuele elementen proberen met een zekere luchtigheid maar niettemin met een alleszins serieuze ondertoon enige afwisseling te brengen in de ernstige actualiteit die centraal staat in deze uitgave.
De redactie van het blad stond onder leiding van journalist mr. dr. G.J. van Heuven Goedhart, hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad (en tijdens de Duitse bezetting verbonden aan de ondergrondse krant Het Parool). Het werd uitgegeven door een stichting met de veelzeggende naam ‘Weest op uw hoede’, die door het echtpaar Bob en Mia van Meurs-van der Burg uit Eindhoven in het leven was geroepen. Met het oog op de verkiezingen voor respectievelijk de gemeenteraden en de Provinciale Staten in april en juni 1939 achtten de initiatiefnemers het nodig om de democratie en de Nederlandse vrijheden te verdedigen tegen een gevreesde opmars van het nationaalsocialisme.
'Het vuur van de vrijheid aanwakkeren'
In de woorden van de betrekkelijk anoniem opererende initiatiefnemers was het streven van De Blaasbalg: “het vuur van de vrijheid aanwakkeren, tot het weer hoog oplaait in ons vrije Nederland.” De uitslag van de provinciale verkiezingen in 1935, toen de NSB zo’n 8 procent van de stemmen wist te trekken, vormde vier jaar na dato nog een dusdanig schrikbeeld dat actie nu onvermijdelijk werd geacht.
De initiatiefnemers toonden zich vrijheidslievende democraten die zich verzetten tegen antisemitisme en zich uitspraken voor het koningshuis. Zij wisten auteurs aan zich te verbinden zoals Menno ter Braak, de nog zeer jonge Annie M.G. Schmidt, prof. dr. Jan Boeke en pedagoog dr. C.P. Gunning. De redactie beperkte zich geenszins tot geschreven tekst en deed daarvoor een beroep op enkele tekenaars.
In totaal verschenen er zes nummers. Het vierde nummer sloot af met een fotocollage waarin lezers de keuze voorgelegd kregen of zij hun kinderen in vrijheid of onder een dictatuur wilden laten opgroeien. In een speciaal Amsterdam-nummer werden foto’s gecombineerd met een tekening. Eerder werd al in het tweede nummer een fictief ‘clublied’ voor Nederlandse nationaalsocialisten geïllustreerd met een grote groep gelijksoortige mannetjes in uniform en gestrekte rechterarm; mogelijk geïnspireerd door dezelfde vormgever.
De herkomst van de tekeningen en overige illustraties is lang niet altijd duidelijk. Zo werden er zeker twee karikaturen uit de Poolse pers overgenomen, waaronder een kort stripverhaal in vier panelen van Zenon Wasilewski over de voor Tsjechoslowakije fataal verlopen diplomatieke topontmoeting in München in september 1938.
Maar Nederlandse tekenaars werkten eveneens mee. In een anoniem verschenen spotprent in het tweede nummer werd de Nederlandse burger gewaarschuwd voor een klap van een molen waarvan de ronddraaiende wieken waren vervangen door een hakenkruis. In het eerste nummer was al een niet-gesigneerde tekening opgenomen onder het motto “His Master’s Voice” die Anton Mussert als marionet van het Duitse staatshoofd toonde. Mogelijk betreft het werk van L.J. Jordaan van wie in twee latere nummers nog andere prenten zouden verschijnen waarop werd voortgeborduurd op de band tussen Mussert en Hitler.
De ware aard van de NSB
Opvallend was ook een vijftal tekeningen waarin letters en symbolen als uitgangspunt werden genomen om de ware aard van de NSB, als serviele volgeling van het onmiskenbare Duitse voorbeeld, voor het voetlicht te brengen. In het laatste nummer van De Blaasbalg werd de veelvuldig door Nederlandse nationaalsocialisten gebruikte wolfsangel, een heraldisch symbool, uitgebouwd tot een volwaardig hakenkruis, een suggestie van Menno ter Braak aldus spotprentkenner Hans Mulder.
Maar al in eerdere nummers werd enige speelsheid getoond in een zogeheten ‘letterles’. Op vier verschillende manieren werd de lettercombinatie NSB visueel dusdanig verrijkt dat duidelijk werd hoezeer weinig hoogstaande slaafse volgzaamheid een centraal element vormde in het politieke realiteit van deze extreemrechtse beweging.
Tot de meest in het oog sprekende tekeningen in De Blaasbalg behoorde het werk van Charles Boost (1907-1990). Zijn eerste twee bijdragen aan het tijdschrift stonden achterin het tweede nummer. Boost plaatste allereerst Mussert voor een lachspiegel zodat hij zichzelf kon wijsmaken aanmerkelijk groter te zijn geworden.
Elders in deze aflevering prijkte een geïllustreerde rijmprent waar één van Musserts volgelingen zijn minderwaardigheidscomplex ingeruild blijkt te hebben voor laarzen die met hun gedreun het volstrekt genegeerde gekreun van zijn medemensen overstemmen. In het daaropvolgende nummer voorziet Boost Mussert tijdelijk van een Hitler-snor, om diens kinderlijke verering van de Duitse leider te benadrukken.
Een bibberende Mussert
Het themanummer over de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen kleineert Mussert nadrukkelijk. Een in miniatuurversie afgebeelde Anton wordt bibberend naast Adolf gezet, waarbij het verwachte gebrek aan lokaal politiek succes vol teleurstelling onder woorden wordt gebracht. Bovendien wordt de leider van de Nederlandse nationaalsocialisten in een kinderstoeltje geplaatst om de electorale ambities in de hoofdstad zoveel mogelijk te minimaliseren.
Boost sluit zijn bijdrage aan deze geëngageerde reeks pamfletten in stijl af. In het laatste nummer van De Blaasbalg geeft hij op ultieme wijze acte de présence. Onder het motto ‘Laat anderen razen….’ wordt de ambitie van deze antifascistische publicatie zo expliciet mogelijk gevisualiseerd: op de datum van de verkiezingen blazen de Nederlandse kiezers de leider van de NSB dusdanig krachtig van zijn voetstuk dat zijn uniform in losse onderdelen uiteenvalt.
In werkelijkheid zou de NSB echter niet geheel van de kaart worden geveegd door het electoraat: in de Provinciale Staten behaalde de NSB 3,94% van de stemmen, in de Amsterdamse gemeenteraad 6,91%. De Blaasbalg leek voorbestemd te zijn om te eindigen in vergetelheid terwijl de radicalisering van de NSB zich voor en na de komst van de Duitse bezetter in mei 1940 verder zou doorzetten.
Antisemitische acties
Die latere onbekendheid is onverdiend, zeker vanuit striphistorisch perspectief. Bijzonder is vooral het feit dat het Amsterdam-nummer de vermoedelijk eerste strip bevat die Charles Boost publiceerde. Centraal daarin stond de Amsterdamse afkeer van Mussert. Een strip bovendien die, overigens zonder tekstballonnen, een thema behandelt dat na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog later dat jaar uiteindelijk diepe sporen zou nalaten in de collectieve herinnering: het steeds rabiater wordende, niets ontziende nazistische antisemitisme.
Niet alleen toont de strip in sneltreinvaart het provocerende bezoek van Mussert aan een partijgenoot in het Blauwe Zand in de sterk links-georiënteerde wijk Tuindorp Buiksloot in 1937, maar ook de aanval van NSB’ers op de Joodse ijssalon Koco in het voorjaar van 1939 (een onderwerp waar ook Jordaan naar verwees in zijn spotprent ‘Het visioen van Ir. Mussert’ in hetzelfde nummer). In het derde kader wordt de bekladding geïllustreerd van de stenen buste van de Joodse toneelschrijver Herman Heijermans, een actie in januari en februari 1939 van de NSNAP-afsplitsing ‘de IJzeren Garde’ – zoals historicus Gertjan Broek heeft bewezen.
Het laatste stripkader verwijst waarschijnlijk naar de door dezelfde gardisten ingegooide ruiten van de woning van Samuel Citroen waar de liberale Vrijheidsbond was gevestigd. een dergelijke weergave van de politieke actualiteit wijst niet alleen op de mogelijkheden van het medium strip om politieke issues beeldend te vertolken, maar doordringt de hedendaagse lezer ook van het feit dat antisemitisme niet ‘slechts’ een buitenlands fenomeen was dat vanaf de Duitse inval in mei 1940 in Nederland werd geïmporteerd.
Een versie van deze tekst verschijnt tevens in Stripschrift nr.477.