Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950
‘Nederlandse regering en militaire leiding tolereerden doelbewust het stelselmatig en wijdverbreid gebruik van extreem geweld door Nederlandse militairen in de oorlog tegen de Republiek Indonesië.’
Op 17 februari zijn de resultaten van het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 gepresenteerd. Lees hieronder de belangrijkste conclusies en informatie over het afgeronde onderzoeksproject.
Livestream van de presentatie
Bekijk de volledige livestream van de presentatie terug via de links hieronder:
Aanleiding van het onderzoek
In 1969 verklaarde Indië-veteraan Joop Hueting in een opzienbarend televisie-interview dat hij en andere militairen tijdens hun diensttijd in Indonesië oorlogsmisdaden hadden gepleegd. De regering liet vervolgens een summiere archiefinventarisatie uitvoeren en kwam op grond daarvan tot de conclusie dat zich tijdens de oorlog in de jaren 1945-1949 weliswaar ‘excessen’ hadden voorgedaan, maar ‘dat de krijgsmacht als geheel zich in Indonesië correct heeft gedragen’. Dat regeringsstandpunt uit 1969 is sindsdien niet herzien.
De laatste jaren kwamen er evenwel steeds sterkere aanwijzingen, onder meer op basis van rechtszaken, mediaberichten en historisch onderzoek, dat Nederlandse militairen zich op grotere schaal bedienden van extreem geweld dan toen en ook later officieel van Nederlandse kant is toegegeven. Vanuit de samenleving en de wetenschap werd aangedrongen op verder onderzoek naar het optreden van de krijgsmacht. Begin 2017 besloot de regering 4,1 miljoen euro ter beschikking te stellen ter ondersteuning van het gezamenlijk onderzoeksprogramma van KITLV, NIMH en NIOD.
Het onderzoeksprogramma
Het onderzoek richtte zich primair op het gebruik van extreem geweld door de Nederlandse krijgsmacht tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog en de gevolgen daarvan, en de vraag in hoeverre toentertijd en later voor dit extreem geweld politiek en juridisch verantwoording is afgelegd, dit alles bezien in een bredere historische, politieke en internationale context.
Het onderzoek werd uitgevoerd door ruim vijfentwintig Nederlandse wetenschappers, met parallel daaraan twee internationale projecten: een project van Universitas Gadjah Mada (UGM) met elf Indonesische onderzoekers, en een project tezamen met zes internationale experts, in 2019 uitgevoerd op het Netherlands Institute for Advanced Studies (NIAS). Het programma had een wetenschappelijke adviescommissie en een maatschappelijke klankbordgroep
Conclusies
De onderzoekers komen tot de conclusie dat het standpunt van 1969 onhoudbaar is. Precieze cijfers van misdrijven en aantallen slachtoffers zijn niet te geven. Wel blijkt uit de bronnen dat extreem geweld van de kant van de Nederlandse krijgsmacht niet alleen wijdverbreid was, maar vaak ook bewust werd ingezet. Dit werd op alle niveaus – politiek, militair en justitieel – getolereerd. De reden daarvoor was dat Nederland de Republiek Indonesië – die op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid had uitgeroepen – koste wat kost wilde verslaan en bereid was vrijwel alles aan dit doel ondergeschikt te maken. Daarbij werden nadrukkelijk ook toen geldende ethische grenzen overschreden.
Nederland voerde uiteindelijk een uitzichtloze oorlog die steeds gewelddadiger werd. Van Indonesische kant werd een harde guerrilla gevoerd. Alle gewapende partijen pasten in deze oorlog vormen van extreem geweld toe. Het hevige geweld in de vroegste fase van de Indonesische revolutie, tegen, onder meer, Indische Nederlanders en Molukkers – in Nederland bekend als de ‘Bersiap-periode’ – speelde wel een rol in de dynamiek van het geweld, maar was niet de reden voor de militaire herbezetting.
Tijdens de oorlog gebruikte de Nederlandse krijgsmacht veelvuldig en structureel extreem geweld, in de vorm van buitenrechtelijke executies, mishandeling en marteling, detentie onder inhumane omstandigheden, brandstichting van huizen en dorpen, diefstal en vernieling van goederen en levensmiddelen, disproportionele luchtaanvallen en artilleriebeschietingen, en veelal willekeurige massa-arrestaties en -interneringen.
De Nederlandse krijgsmacht was als instituut verantwoordelijk voor het toegepaste geweld, inclusief het extreme geweld. Zij opereerde echter in nauwe samenspraak met en onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering. Politici in Nederland, gesteund door hun aanhang, gaven weinig aandacht aan het extreme geweld en namen er in feite ook geen verantwoordelijkheid voor. Ze konden zich die houding veroorloven omdat er een breed maatschappelijk draagvlak was voor de oorlogvoering. Bovendien werden zij in de samenleving – waaronder de media – nauwelijks kritisch gevolgd. De geografische, maar vooral de mentale afstand speelde hierbij een belangrijke rol. Kennelijk hanteerden de betrokken Nederlanders, op alle niveaus, als vanzelfsprekend afwijkende maatstaven voor de koloniën en koloniale ‘onderdanen’.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat het overgrote deel van de verantwoordelijken aan Nederlandse kant – politici, officieren, ambtenaren, rechters en andere betrokkenen – wel degelijk kennis had of kon hebben van het stelselmatig gebruik van extreem geweld, maar in gezamenlijkheid bereid was dit te tolereren, te rechtvaardigen, te verhullen en onbestraft te laten. Dit alles met het oog op het hogere doel, om de oorlog tegen de Republiek Indonesië te winnen en zelf de regie te voeren over het proces van dekolonisatie. Op alle niveaus was er bereidheid de geschreven en ongeschreven rechtsregels en het eigen rechtsgevoel opzij te zetten.
De Nederlandse onderschatting en verwerping van de breed gesteunde Indonesische onafhankelijkheidsbeweging was gebaseerd op een diepgewortelde koloniale mentaliteit. Politici, militairen en bestuurders in de kolonie én in Nederland waren overtuigd van de Nederlandse superioriteit en lieten zich in hun streven naar beheersing van Indonesië vooral leiden door economische en geopolitieke motieven en het idee nog een missie in de ‘Oost’ te hebben en daar onmisbaar te zijn. Die houding leidde tot cruciale inschattingsfouten, zowel militair als politiek; ook internationaal kwam Nederland sterk geïsoleerd te staan.
De uiteindelijke formele overdracht van de soevereiniteit – op 27 december 1949 – vloeide voort uit sterke pressie van de internationale gemeenschap en het besef dat de oorlog niet gewonnen kon worden. Nadien zou politiek Den Haag de oorlog, en zeker vragen rond extreem geweld, zoveel mogelijk buiten de politieke arena blijven houden, zowel om het eigen falen te maskeren als om de Indiëveteranen, de Indische Nederlanders en de Molukkers te ontzien. Het kwam daarbij goed uit dat Indonesië geenszins aandrong op onderzoek. Die opstelling veranderde slechts met horten en stoten; het duurde lang voordat er in de Nederlandse samenleving meer ruimte kwam om kritisch te reflecteren op deze episode, die zo slecht past bij het diepgeworteld rooskleurige nationale zelfbeeld.
Boeken
- Over de grens. Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949
- Maarten van der Bent (ed.), Van Rij en Stam. Rapporten van de Commissie van onderzoek naar beweerde excessen gepleegd door Nederlandse militairen in Indonesië, 1949-1954 (Bronnenpublicatie)
- Thijs Brocades Zaalberg, Bart Luttikhuis (eds.), Empire’s Violent End. Comparing Dutch, British and French Wars of Decolonization, 1945-1962 (in het Engels)
- Eveline Buchheim, Satrio (Ody) Dwicahyo, Fridus Steijlen, Stephanie Welvaart, Sporen vol betekenis / Meniti Arti. In gesprek met 'Getuigen & Tijdgenoten' over de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog / Bertukar Makna bersama 'Saksi & Rekan Sezaman' tentang Perang Kemerdekaan Indonesia
- Esther Captain, Onno Sinke, Het geluid van geweld. Bersiap en de dynamiek van geweld tijdens de eerste fase van de Indonesische revolutie, 1945-1946
- Azarja Harmanny, Grof geschut. Artillerie en luchtstrijdkrachten in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949
- Meindert van der Kaaij, Een kwaad geweten. De worsteling met de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog vanaf 1950
- Jeroen Kemperman, Emma Keizer, Tom van den Berge, Diplomatie en geweld. De internationale context van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949
- Remy Limpach, Tasten in het duister. Inlichtingenstrijd tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949
- Bambang Purwanto, Roel Frakking, Abdul Wahid, Gerry van Klinken, Martijn Eickhoff, Yulianti, Ireen Hoogenoom (eds), Revolutionary Worlds. Local Perspectives and Dynamics of the Indonesian Independence War, 1945-1949 (in het Engels)
- Remco Raben, Peter Romijn, Talen van geweld. Stilte, informatie en misleiding in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949
- Abdul Wahid, Yulianti (eds), Onze Revolutie. Bloemlezing uit de Indonesische geschiedschrijving over de strijd voor de onafhankelijkheid, 1945-1949
- Esther Zwinkels, De klewang van Vrouwe Justitia. Recht en onrecht in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949 (verwachte publicatiedatum: januari 2027)
Team
NIOD
Frank van Vree, Mariëtte Wolf, Peter Romijn, Remco Raben, Maarten van der Bent, Anne van Mourik, Jeroen Kemperman, Emma Keizer, Martijn Eickhoff, Eveline Buchheim, Stephanie Welvaart
KITLV
Gert Oostindie, Esther Captain, Onno Sinke, Tom van den Berge, Bart Luttikhuis, Ireen Hoogenboom, Roel Frakking, Hans Meijer, Anne-Lot Hoek, Anne van der Veer, Meindert van der Kaaij, Gerry van Klinken, Fridus Steijlen, Chrissy Flohr, Ron Habiboe
NIMH
Ben Schoenmaker, Thijs Brocades Zaalberg, Rémy Limpach, Esther Zwinkels, Azarja Harmanny, Tico Onderwater, Florine van Berne, Fynn Franke
UGM
Bambang Purwanto, Abdul Wahid, Yulianti, Satrio (Ody) Dwicahyo, Uji Nugroho Winardi, Taufik Ahmad, Galuh Ambar, Maiza Elvira, Farabi Fakih, Apriani Harahap, Sarkawi B. Husain, Julianto Ibrahim, Tri Wahyuning M. Irsyam, Gayung Kasuma, Erniwati Nur, Mawardi Umar
NIAS Thema groep
Pierre Asselin, Huw Bennett, Brian McAllister Linn, Stef Scagliola, Martin Thomas, Natalya Vince